CPO
Het college heeft onlangs aangegeven nadrukkelijker dan ooit de particulier te betrekken bij de ontwikkeling van bouwprojecten. In een tijd waarin woningcorporaties en projectontwikkelaars geen grote risico’s willen nemen, wordt er ruimte gegeven aan particulieren.

Om daar meer van te weten te komen gingen op 19 juni 2013 afgevaardigden van de Raad, College en ambtelijk apparaat naar Enschede en Arnhem om te bekijken hoe bij twee grote projecten particuliere opdrachtgevers werden gestimuleerd te investeren in een bouwproject.

Namens het CDA waren Frans Riet en wethouder v.d. Burgt aanwezig.

Het eerste deel van dit werkbezoek vond plaats in Roombeek, de wijk die zo getroffen werd door de vuurwerkramp. Onderweg kregen we uitleg van de architect Pi de Bruijn, die ook verantwoordelijk was voor de verbouwing van het gebouw van de Tweede Kamer en het Concertgebouw. Ook Peter Kuenzli, als directeur betrokken bij Stedelijke Ontwikkeling informeerde ons over dit project.

Een paar opvallende zaken wil ik graag delen.

Er werd direct gestart met een participatietraject waar de oorspronkelijke bewoners nauw werden betrokken. Wensen werden genoteerd aan de hand van diverse bezoekjes aan de oorspronkelijke bewoners en na vele “keukentafelbesprekingen”.

Vervolgens werden de doelstellingen en uitgangspunten bepaald (o.a. terugkeermogelijkheden oude bewoners, levendigheid, mix van wonen en werken, veilig, behoud van industrieel erfgoed, participatie & particulier opdrachtgeverschap, etc.).

Er werd een belangrijk besluit genomen: de nieuwe wijk Roombeek moest grotendeels door particulieren gerealiseerd worden en niet door projectontwikkelaars zoals gebruikelijk was. Met deze nieuwe aanpak wilde Pi de Bruijn dit project-denken doorbreken en ruimte bieden voor particulier opdrachtgeverschap.

Het bouwen van een droomhuis geeft mensen het gevoel dat de plek van henzelf is en ze een directe invloed op hun woonomgeving kunnen uitoefenen. Om hen te ondersteunen hebben zij wel professionele hulp van bouwadviesbureaus gekregen.

Wanneer alle kavels verkocht zijn en alle huizen gebouwd, hebben in Roombeek uiteindelijk 400 zelfbouwers hun droomhuis gebouwd. 400 zelfbouwers betekent ook 400 verschillende voorkeuren en smaken. Dit heeft als resultaat dat deze verschillen in architectuur en kwaliteit voor een diverse verzameling van woningen in Roombeek zorgen.

Tijdens de rondgang werd dat al snel duidelijk. Een huis op palen staat naast een traditioneel rijtjeshuis, met om de hoek een vrijstaande bungalow gebouwd van kunststof. Binnen bepaalde marges mochten de bewoners zelf hoogte, breedte en diepte van hun huis bepalen. Dat gold ook voor de kleur en materiaalkeuze. 

De prijs bleef laag omdat er nu geen geld in de toch al vaak goed gevulde portefeuilles van projectontwikkelaars verdween. Huizen waar wij in Dordt 6 ton voor vragen gingen daar voor de helft van de prijs weg. Weliswaar hebben Rijk en Provincie een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de wijk, door vooral in de publieke ruimte te investeren.

Mooi ook om te zien hoe de architect er is geslaagd om delen van de geschiedenis van Roombeek te integreren met de nieuwe opzet. Zo werd er aan een nog overeind staande muur van een vernield gebouw een compleet nieuw gebouw “geplakt”, waarbij de beschadigde muur van het oorspronkelijke gebouw bleef staan. 

Welstandscommissies die vaak in detail bepalen wat wel mag en wat niet mag, hadden weinig inbreng. Prachtig om te zien wat een afwisselende en interessante bouw dit uiteindelijk oplevert. Nu het college van Dordt ook ruimte biedt aan deze nieuwe ontwikkeling, is het goed om na te denken binnen welke kaders er ontwikkeld en gebouwd kan worden. Dat daarmee welstandscommissies een andere rol krijgen lijkt me meer dan logisch.

Het tweede deel van de trip ging naar Klarendal.

Participatie werd daar op een heel andere manier vorm gegeven. Weliswaar werd er door particulieren geïnvesteerd, maar het was juist de woningcorporatie die de ontwikkeling van Klarendal mogelijk maakte. Zij kocht panden op, zorgde voor publieke voorzieningen en stimuleerde ondernemers uit vooral horeca en modewereld om de twee kilometer lange hoofdweg van Klarendal te vullen met kleine ondernemingen, in een mix van wonen en werk.

Maar liefst 60 kleine ondernemingen zijn aan de slag gegaan en bijna allemaal succesvol. De straat is weer levendig, de “rotte plekken” in deze tot voor kort criminele buurt zijn verdwenen en Kalrendal is weer positief op de kaart gezet. Het is goed om naast dit project eens na te denken over de ontwikkeling van de Dordtse binnenstad, specifiek b.v. delen van de Voorstraat, Spuiweg en Vrieseweg.

Tot slot wil ik u twee uitspraken van Pi de Bruijn, de grote architect achter veel bouwprojecten, niet onthouden. Goed om daar eens over na te denken, zoals alle deelnemers geïnspireerd terug kwamen, aan het eind van een lange, warme dag in juni.

“Geld is de doodsteek voor goede architectuur…”

“We moeten minder investeren in een binnenstad. Als we met projectontwikkelaars gaan investeren in een binnenstad, dan blijft er vaak niets meer van de culturele en historische waarde van de stad over.”