Sinds de treinramp bij Harmelen in 1962 , waar het met het private ambulancevervoer niet goed ging, begon de overheid zich in te laten met de ambulances. Dat leidde ertoe dat er een wet ambulancezorg kwam en in 1971 de CPA’s ( Centrale Post Alarmering) ontstonden, overigens nog steeds met private ondernemers.
Een ramp als in Harmelen vereist goede coördinatie en dat de overheid als verantwoordelijke voor de publieke veiligheid daar wat over te zeggen wil hebben is begrijpelijk. Echter, dit soort opgeschaalde situaties bepaalt maar 1% van het totale ambulancewerk. Het merendeel van de activiteiten van de ambulancedienst betreft “gewone” incidenten in de publieke ruimte, hulp ter plaatse en het vervoer van patiënten van A naar B. Vroeger was er alleen dat vervoer, maar meer en meer heeft de ambulancedienst zich tot een zorginstelling, een soort rijdend ( of vliegend ) ziekenhuis ontwikkeld.
Ziekenhuizen en huisartsen(posten) worden, net als de ambulancedienst, gefinancierd door de zorgverzekeraars. Gemeenten dragen daaraan niet bij. Waarom moeten gemeenten dan in een gemeenschappelijke regeling de ambulancediensten nog steeds onder hun hoede houden en verplichten de begroting en jaarstukken van die dienst te controleren ? Dat doen die gemeenten toch ook niet bij andere zorginstellingen ? Of is dat voor die 1% kans op een ramp, die aansturing vanuit een publiekrechtelijk orgaan nodig maakt? In zo’n situatie neemt het GHOR ( Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen ) echter ook contact op met andere private instellingen als ziekenhuizen en zelfs hotels zijn aangewezen om bij rampen slachtoffers onderdak te verschaffen. Er kan dan goede zorg worden geleverd door de dan aangesproken private partijen.
De zorg en de mogelijkheden van hulpverlening ter plaatse zijn sterk veranderd. Er wordt steeds meer gewerkt in zogenaamde zorgketens en in dat licht bezien zou het veel logischer zijn de ambulancediensten in een stichting onder te brengen, waarin ook de ziekenhuizen, de verpleeghuizen en de eerste lijn zijn vertegenwoordigd. Zo staat de dienst ook sterker ten opzichte van de zorgverzekeraars die hun diensten moeten inkopen. In de drie noordelijke provincies is de ambulancedienst al zo georganiseerd, waarbij het Universitair Medisch Centrum Groningen de RAV-vergunning heeft overgenomen van de Gemeenschappelijke Regeling die er was. Betrokkenen in Groningen, Drenthe en Friesland zijn daarover tevreden meldde de burgemeester van Meppel bij een discussiebijeenkomst over de toekomst van de ambulancezorg.
Belangrijk is ook te beseffen dat per 1-1-2018 een groot risico ontstaat voor gemeenten, omdat er dan met een nieuwe wet Europees aanbesteed moet worden en zelfs de kans bestaat dat een buitenlandse aanbieder de aanbesteding wint en je in onze regio met al je materieel en personeel in de problemen achterblijft; de dienst Gezondheid & Jeugd waaraan de RAV gekoppeld is wordt dan met nog grotere financiële problemen opgezadeld dan die er nu al zijn…In Denemarken heeft zich dit probleem ook al voorgedaan, een Rotterdamse onderneming regelt het ambulancevervoer in Zuid Denemarken …
Al met al zijn er dus genoeg redenen om eens na te gaan of de huidige organisatie van de ambulancedienst in onze regio toekomstbestendig is. Er gaat dan ook een onafhankelijk onderzoek plaats vinden, want het is niet vanzelfsprekend dat die zogenaamde “witte kolom” bij de “blauwe” (politie) of “rode” (brandweer) in de Veiligheidsregio of bij de Dienst Gezondheid & Jeugd ondergebracht blijft. Voor de zomer van 2016 moeten de resultaten van dit onderzoek bekend zijn.
Conclusie: Aan de hand van de verwachte onderzoeksresultaten moet de goed functionerende Ambulancedienst Zuid-Holland Zuid voor 1-1-2018 ingebed worden in een door alle betrokkenen gesteunde organisatie, waarbij de noodzakelijke “ketenzorg” gegarandeerd is. Dit onderwerp kan dan ook rekenen op de blijvende aandacht van onze fractie.